Maar ook de Judeeërs hielden zich niet aan de geboden van de HEER, hun God, en volgden de bepalingen die de Israëlieten eigenmachtig hadden uitgevaardigd. Daarom verwierp de HEER alle nakomelingen van Israël. Hij vernederde hen door hen uit te leveren aan plunderaars, en uiteindelijk verstootte Hij hen allemaal. Want Israël had zich van het koningshuis van David losgescheurd en Jerobeam, de zoon van Nebat, als koning aangesteld. En Jerobeam dreef een wig tussen Israël en de HEER, door de Israëlieten aan te zetten tot grote zonde. De Israëlieten volgden in alle opzichten het slechte voorbeeld van Jerobeam en braken niet met zijn zondige praktijken. Uiteindelijk verstootte de HEER Israël, zoals Hij bij monde van alle profeten, Zijn dienaren, had voorzegd, en de Israëlieten werden in ballingschap van hun grondgebied weggevoerd naar Assyrië, waar zij wonen tot op de dag van vandaag.
De koning van Assyrië stuurde mensen uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaïm naar de steden van Samaria, waar hij hun een woonplaats toewees in plaats van de Israëlieten. Deze mensen namen Samaria in bezit en gingen er wonen. De eerste tijd dat zij daar woonden, vereerden ze de HEER niet. Daarom liet de HEER leeuwen op hen los, die een aantal van hen verscheurden. Men zei tegen de koning van Assyrië:
‘De volken die u naar Samaria hebt overgebracht om in de steden daar te gaan wonen, zijn niet op de hoogte van de regels die de God van dat land heeft gesteld. Nu heeft Hij leeuwen op hen losgelaten omdat de mensen de regels van de God van dat land niet kennen, en die hebben al een aantal van hen gedood.’ Daarop beval de koning van Assyrië:
‘Stuur een van de priesters die jullie hebben weggevoerd terug naar het land waar hij vandaan komt. Hij moet daar gaan wonen en de mensen de regels van de God van dat land onderwijzen.’ Zo keerde een van de priesters die waren weggevoerd terug naar Samaria en vestigde zich in Betel, waar hij de mensen leerde hoe ze de HEER moesten vereren. Toch bleven al die volken hun eigen godenbeelden maken, die ze in hun nieuwe woonplaats neerzetten in de tempels die de Samaritanen op de offerhoogten gebouwd hadden.